Activiteiten vanaf 500 meter in de ondergrond zijn door de overheid aangemerkt als mijnbouw. Daarom wordt ook aardwarmtewinning beschouwd als mijnbouwactiviteit. Vanuit de Mijnbouwwet zijn hiervoor diverse vergunningen vereist. Op basis van de omgevingswet is daarnaast een omgevingsvergunning verplicht. Bovendien is er nog andere wet- en regelgeving die van belang kan zijn.

Toewijzing zoekgebied

De wijziging van de Mijnbouwwet gaat uit van een systematiek waarbij een bedrijf dat aardwarmte wil gaan winnen eerst een zoekgebied aanvraagt. Een toewijzing zoekgebied geeft de houder de mogelijkheid onderzoek te doen naar de aanwezigheid van aardwarmte in de bodem, de optimale locatie voor een geothermisch systeem te onderzoeken en om de nodige voorbereidingen te treffen om een vergunning gericht op het opsporen en winnen van aardwarmte aan te vragen. Bij het toewijzen van een zoekgebied wordt beoordeeld of sprake is van een serieus, goed onderbouwd en haalbaar (business)plan, of er voldoende zicht is op een adequate uitvoering van het plan en de afname van de warmte en hoe de aanvrager de opsporing en winning wil organiseren en financieren en of het plan past in een planmatige ontwikkeling van het gebied. De provincie(s), gemeente(n) en waterschap(pen) waarin de aanvraag ligt, worden om advies gevraagd, evenals TNO-Adviesgroep Economische Zaken (TNO) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Op grond van de toewijzing zoekgebied mogen er geen fysieke activiteiten in de diepe ondergrond worden ondernomen.

Startvergunning

Voordat er gestart kan worden met fysieke werkzaamheden (boren, testen en de eerste periode van winning) zal het aardwarmtebedrijf een startvergunning moeten aanvragen binnen maximaal vier jaar nadat de toewijzing zoekgebied is verkregen. Het aanvragen van een startvergunning is voorbehouden aan de houder van de toewijzing zoekgebied.
Voor het verlenen van de startvergunning worden de financiële mogelijkheden van de aanvrager beoordeeld en zal worden gekeken of de voorgenomen activiteiten op de beoogde locatie veilig kunnen plaatsvinden. Daarnaast moet de beoogde uitvoerder aantonen dat hij over de benodigde technische capaciteiten kan beschikken om de verschillende werkzaamheden verantwoord uit te kunnen voeren. Anders dan bij olie- en gaswinning hoeft de uitvoerder niet de vergunninghouder te zijn.
De vergunninghouder kan een derde contracteren die feitelijke werkzaamheden uitvoert of daar opdracht voor geeft. De vergunninghouder kan ook zichzelf aanwijzen als uitvoerder, mits hij over de benodigde technische capaciteiten beschikt. De aanwijzing van de uitvoerder behoeft de instemming van de minister.
Deze instemming zal de eerste keer meelopen met de aanvraag van de startvergunning

Vervolgvergunning

Tot slot zal de initiatiefnemer voor de exploitatie voor lange termijn een vervolgvergunning moeten aanvragen met het oog op de definitieve vaststelling van het winningsgebied, de beoogde duur van de winning en de winningsactiviteiten.

Verplichte deelname EBN

Onderdeel van de aanpak om de Nederlandse geothermiesector te versterken en de inzet van aardwarmte te versnellen is de verplichte deelname van EBN in geothermieprojecten. De wijziging van de Mijnbouwwet voorziet daarom in een verplichte financiële en risicodragende deelneming van EBN in nieuwe geothermieprojecten. Zo is in de wijziging van de Mijnbouwwet opgenomen dat de houder van een toewijzing zoekgebied en EBN een overeenkomst afsluiten gericht op deelname van EBN in de voorgenomen werkzaamheden voor opsporing en winning van aardwarmte. De verplichte deelname van EBN is nader uitgewerkt in het Mijnbouwbesluit. Door EBN financieel en risicodragend te laten deelnemen in geothermieprojecten wordt de kennis- en kapitaalsbasis van geothermiebedrijven en -projecten vergroot. EBN kan als deskundige en financieel belanghebbende vanuit haar publieke taak meepraten over keuzes die de duurzaamheid en kwaliteit van projecten raken. Daarnaast kan EBN kennis uit projecten benutten voor andere projecten en ervaringen aggregeren voor beleidsontwikkeling, innovatie, publieke kennis van de ondergrond en aanscherping van stimuleringsinstrumentaria.

Omgevingsvergunning

De Omgevingswet is van toepassing op de bovengrondse aspecten van de aardwarmte-installatie. Dit zijn met name:

  • het winningsterrein
  • de gebouwen
  • de omgeving van de winningslocatie.

De Omgevingswet heeft betrekking op onder andere bouwvereisten, milieueffecten en de ruimtelijke inpassing (dit zijn zaken die niet of beperkt bij een opsporingsvergunning aan de orde zijn gekomen). Voordat seismisch onderzoek of het boren van een put start, moet de operator een omgevingsvergunning hebben. Deze vraagt de operator aan bij het ministerie van EZK. Omdat aardwarmte een mijnbouwactiviteit is, is de Rijksoverheid het bevoegd gezag.

Advies, inspraak, zienswijzen en bezwaar

De gemeente en provincie hebben adviesrecht bij de vergunningverlening. Omwonenden kunnen hun zienswijze naar voren brengen over een aantal aspecten. Bijvoorbeeld over de veiligheid, gevolgen voor het milieu of de informatievoorziening. Daarmee hebben bewoners dus invloed op aardwarmteplannen in het gebied.

Belanghebbenden (zoals omwonenden) kunnen tot zes weken na het verlenen van de omgevingsvergunning bezwaar maken bij de gemeente. Een bezwaar betekent nog niet dat de operator de activiteiten niet mag uitvoeren. Hierover neemt de gemeente een besluit. De operator kondigt de aardwarmteplannen aan en organiseert informatiebijeenkomsten. Ook gemeenten hebben een plicht om omwonenden te betrekken.

Milieueffectrapport (MER)

Bij de omgevingsvergunning voor de aanleg van een aardwarmte-installatie moet de minister beoordelen of een milieueffectrapport (MER) nodig is, op grond van de Wet milieubeheer. Een MER moet ervoor zorgen dat het milieubelang volwaardig meeweegt in de voorbereiding en het besluit over activiteiten die mogelijk nadelig kunnen zijn voor het milieu. Als een MER nodig is, moet de operator dit rapport samen met de aanvraag voor de omgevingsvergunning indienen. De operator moet dus eerst de minister van Economische Zaken en Klimaat op de hoogte stellen van het voornemen om een omgevingsvergunning aan te vragen. Vervolgens beslist de minister of de operator een MER moet opstellen. Als de boring nabij een kwetsbaar gebied (waterwin- of natuurgebied) is gepland, is meestal een MER nodig. Operators mogen ook op eigen initiatief een MER opstellen.

Warmtewet

In de Warmtewet staan regels over de levering van warmte, koude en bronwarmte. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) controleert of leveranciers zich aan deze regels houden. De Warmtewet beschermt de verbruikers van warmte onder andere tegen te hoge prijzen voor warmtelevering. Zo mogen de kosten van aardwarmte levering nooit duurder zijn dan die van aardgaslevering (inclusief kosten cv-ketel).

Het kabinet werkt aan een opvolger van de Warmtewet. De officiële naam hiervan is de Wet collectieve warmtevoorziening (WcW). De bedoeling is dat deze 1 januari 2025 in werking treedt.

Lozingsvergunning

Bij het winnen van aardwarmte komt afvalwater vrij, dat wordt geloosd op het oppervlaktewater of op het riool. De operator is verplicht hiervoor een lozingsvergunning aan te vragen bij het waterschap. Bij lozing op rijkswateren is een vergunning nodig van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Andere wet- en regelgeving

Ook andere wet- en regelgeving kan van toepassing zijn bij aardwarmtewinning.

  • Speciale milieubeschermende voorschriften zijn opgenomen in het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Barmm)
  • De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem te beschermen. De Wbb beschouwt grondwater als een onderdeel van de bodem. Daarnaast worden de sanering van verontreinigde bodem en grondwater in de Wbb geregeld.
  • In de Flora- en faunawet (Ffw) wordt de bescherming van diersoorten en plantensoorten geregeld. Aardwarmtewinning heeft voor zover bekend geen nadelige gevolgen voor flora- en fauna, maar deze zijn niet uit te sluiten.
  • De Natuurbeschermingswet (Nbw) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden.
  • Het Rijk, de provincie en de gemeente moeten structuurvisies vaststellen op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Structuurvisies zijn indicatieve plannen waarin op hoofdlijnen de ontwikkeling van een bepaald gebied is vastgelegd. Een voorbeeld is de Structuurvisie Ondergrond.
  • De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem te beschermen. De Wbb maakt duidelijk dat grondwater een onderdeel van de bodem is. Daarnaast worden de sanering van verontreinigde bodem en grondwater, geregeld. Ook lozingen in of op de bodem kunnen op grond van de Wbb worden gereguleerd.
  • De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied vast te stellen. In het bestemmingsplan kan bijvoorbeeld worden vastgelegd dat voor bepaalde werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.
  • Bestemmingsplannen bevatten vaak uitsluitingen van boringen en seismisch onderzoek.
  • Het Besluit Basisveiligheidsnormen Stralingsbescherming (Bbs) voor het werken met- en de opslag en transport van natuurlijk radioactief materiaal (NORM)
  • REACH is een Europese verordening over de productie van en handel in chemische stoffen. Het beschrijft waar bedrijven en overheden zich aan moeten houden. Reach staat voor: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen.

Veiligheid

Veilige en verantwoorde winning van aardwarmte is van groot belang. Om die reden moeten aardwarmte-operators vooraf grondig de risico’s onderzoeken. Ook moet de operator voor en tijdens het winnen veiligheidsmaatregelen treffen en veiligheidsprocedures naleven. De operator is verplicht om met alle belanghebbenden te communiceren over veiligheidsmaatregelen.

SodM (Staatstoezicht op de Mijnen) ziet toe op het naleven van de veiligheid voor mens en milieu. Daarbij kijkt SodM naar het risico op aardbevingen, gevolgen van de winning voor de ondergrond en grondwater en naar de arbeidsomstandigheden van het personeel. Lees meer op 4. Is aardwarmte veilig?